Gedichten van Guido
Gezelle

'S AVONDS ZIE K DE
STERREN GEREN
s Avonds zie k de sterren
geren,
die daar zitten, hooge en fijn,
als ik, moe van t lastig weren
onder s arbeids leed en pijn,
eenen oogslag naar omhooge
buiten s werelds enden sla,
en mij eens den hemel tooge
nog, aleer ik slapen ga.
Al de lieden rusten neerstig:
hier en daar nog een die tiert,
en de blijdschap van het geerstig
hommelzap te late viert.
Duister is t alom en doovig,
niet en zegt mij de aarde meer:
nu is t dat ik mij geloovig
opwaards naar den hemel keer.
Vaart mij wel dan, slaapt in vreden,
g' hebt mij lang genoeg geplaagd,
wereld, met uw' lastigheden:
neen, ge n zult, eer t morgen daagt,
mij geen banden meer doen dragen;
vrij eens wilt het herte mijn
rijdend op den hemelwagen,
rustend in de sterren zijn!
Guido Gezelle
(1890?)
Toelichting
weren = zich inspannen
enden = grenzen
neerstig = met overgave
geerstig = van gerst
hommelzap = sap van hop (bier)
doovig = kleur- of geluidloos
banden = verplichting
de hemelwagen = het heelal

|